Bij Juf of meester zegt geef je als leerkracht verschillende opdrachten. 

Wanneer je voor je opdracht 'juf/meester zegt' zegt, moeten de leerlingen de opdracht uitvoeren. Zeg je dat niet dan moeten de leerlingen stil blijven staan. In hogere klassen kan je werken met een eliminatiesysteem. Wanneer de leerlingen verkeerd zijn moeten ze terug op hun stoel gaan zitten tot je één winnaar hebt. 

Je kan ook werken zonder eliminatiesysteem zodat alle leerlingen blijven meespelen ook al hebben ze een foutje gemaakt. 

 

Voorbeelden van opdrachten:

De juf/meester zegt spring 5 keer.

De juf/meester zegt ga op één been staan.

De juf/meester zegt tik de grond.

De juf/meester zegt klap in je handen. 

De juf/meester zegt raak je neus aan.

...